In 2012 my grandparents’ house was sold and not much later it would be demolished to the last brick. Just before the house was no longer there, I was able to capture it one more time. The photos are still there and I also wrote a story to cherish the memories.
Er zit een groen lampje in het stopcontact. Je weet wel, zonder snoer dat direct past. Het is goed voor de nachtrust en voor de geest. Er zijn twee lampjes; een groene en een oranje. De keuze wordt gemaakt voordat je gaat slapen. Het eerste wat je doet, als je wakker wordt, is het lampje op de boekenkast achter je hoofd leggen. Het warme plastic wordt langzaam koud.
Vaste patronen daar word je het beste wakker bij. Je broer ligt naast je. Zoals gewoonlijk nog diep in slaap. Een gezicht zonder zorgen. Wat zou het fijn zijn om mezelf zo te kunnen zien. De lakenpers en boekenkasten kraken. Er rijdt een auto voorbij en het is tijd om je broer wakker te maken.
Er is net genoeg ruimte tussen de twee bedden om je voeten neer te zetten. Die ruimte is er niet alleen om na het opstaan je voeten neer te kunnen zetten, maar je arm kan daar lekker bungelen op het tapijt als je ligt te slapen. Wel zo handig als je op je buik ligt, dan zit je linkerarm altijd in de weg. Dit is de beste oplossing.
Na wat gepor en het noemen van je broers naam wordt hij wakker. De gordijnen hangen er al zo lang dat ze bijna doorzichtig zijn geworden, maar zelfs dit maakt hem niet wakker.
De meeuwen zijn ook wakker en je kent het dorp van binnen en buiten.
De kamer is een thuishaven. De witte muur naast je hoofd met het korrelige stuckwerk. Het is een haat-liefde-verhouding. De geur van zee en zand spelen door de kamer samen het ongeduld om uit bed te gaan. Het is wachten tot je grootouders een teken van leven geven. Tik eens op die muur. Dat is code die is afgesproken. Het teken dat je op mag staan, klinkt door de muur heen. De deur gaat open en een warme stem klinkt: ‘Goedemorgen’. Het is je opa. Een hemd met gaten en een ongeschoren indruk. Je mag opstaan en je opa begint zich te scheren met zijn Philips uit 1975. De geur van verschroeit haar en zijn zeep vullen nu gang. Teerzeep, de geur nestelt zich diep in je neus, dat vergeet je nooit meer. En dat wil ik ook zo houden.
Je maag knort en je oma doet haar ochtendgymnastiek. Het ziet er sportief uit voor iemand van 70 jaar en het wordt nog eens versterkt door het Droste-effect. De tegels in de gang zijn koud, want de kachel gaat bijna uit als het bedtijd is.
Je gaat naar de wc, de houten bril is al naar beneden. De wasbak in de hoek met de blauwe beker wachten op je. Een slecht in de muur gezette tegel geeft aan hoe je naar de wc moet. De gele doek om je handen mee af te drogen bestaat bijna niet meer, zoveel gaten zitten erin. Het ouderwetse slot van de wc-deur is een schijfje dat voor de helft rood is en de andere helft wit maakt een mooi geluid als je het opendoet. In de gang hangt een radiator met ribbels waar je altijd met je vingers langs gaat. Een mooi geluid. Elke als je er bent, doe je het en ik neem het mee naar alle andere radiatoren die ik tegenkom.
De ronde ontbijttafel en de gele vloer verwelkomen je in de woonkamer. Je ziet door de matte ruit die de keuken van de kamer scheidt dat je opa sinaasappelsap aan het persen is. De geur van koffie en geroosterd brood. De broodrooster staat op tafel. Vier borden op een plastic tafelkleed met een patroon van verschillende soorten fruit. Het beleg zit in een witte Tupperware bak, de pindakaas met nootjes die we thuis nooit kopen en de chocopasta staan op de langwerpige, witte aardewerken schaal met een opstaande rand. De kommen voor de yoghurt op het zwarte natuurstenen aanrecht heeft opa voor 1/3 gevuld met cornflakes. De yoghurt staat ernaast samen met de honing in een witte aardewerken pot met een honinglepel erin. De appelmoes staat in de koelkast. Je opa giet de yoghurt over de cornflakes. En terwijl hij dat doet roept hij je oma dat de koffie koud wordt en zoals gewoonlijk reageert ze niet. Met een lepel maakt hij een ster van de appelmoes op de witte yoghurt en giet de honing daar met een spiraal omheen. Elke als ik yoghurt eet, probeer ik het zo goed mogelijk na te maken.
Je oma komt binnen en zegt: ‘Zei je wat?’ Voor haar een creamcracker. Eerst de boter uit een wit aardewerken boterbakje met het spits toelopende deksel als een dak van een huis. Op het topje zit iets wat een koe moet lijken. Ze pakt ook jam en smeert het er met weinig precisie op.
Je broer en je opa zitten nu ook aan tafel. Ze eten hun cornflakes. Opa met melk uit een blauwe kom. De melk giet hij uit een zilveren kannetje. Hij zit naast de deur en tegen het gordijn dat af en toe dient om zijn gezicht aan af te vegen. Dat wordt niet op prijs gesteld door oma, maar wij moeten er om lachen. Er staan maïsboterhammen op tafel. De zeelucht maakt hongerig, je eet hier meestal meer boterhammen dan thuis.
Na het eten doet opa in veel te warm water de afwas en wordt het tafelkleed op een houten stok, naast de telefoon in de gang gerold. De afwas is gedaan en je opa gaat op de stoel rechts in de hoek naast de radio zitten. De stoel is van hout en heeft een rieten zitting. De stoel kraakt, maar het het zijn stoel en dat weet iedereen die daar op bezoek komt. Als hij er niet meer is, blijft de stoel leeg. Er staat ook nog een bank met een kleed eroverheen. Het is een dagtaak om op die bank te zitten, want het kleed zakt er constant af. Voor die bank twee kleedjes die ook altijd verschuiven. Verder twee buisstoelen met riet.
Het huis heeft twee ateliers Aan het eind van de gang het atelier van mijn opa. Er staan veel beelden die door hem zijn gemaakt. Een grote plant achter tegen de muur. ‘s Avonds wordt hier tv gekeken. Je opa op een echte stoel. Er staan ook wat opklapbare tuinstoelen en daar zitten wij dan. De stoelen zijn eigenlijk veel te versleten om nog gebruikt te worden, maar hier in dit huis wordt niks weggegooid. In de gang tegenover de slaapkamer waar ik met mijn broer slaap, is een kelderkast waar al het drinken in staat. De fles frisdrank, nog overgebleven van je laatste bezoek, moet eerst op maar is meestal niet meer lekker. Het koolzuur is eruit.
Het tweede atelier, achter dat van opa, is van mijn oma. Het staat vol met metaal en ijzer, lasapparaten en metaalsnijders. Een winkelwagentje onder een tafel waar al het gereedschap inzit. In de hoek achter de deur waar je binnenkomt staat de wasmachine en aan diezelfde deur hangt het droogrek voor de was. Geen wasverzachter voor de handdoeken. Ze zouden zo door kunnen gaan voor schuurpapier. Maar je houdt er zelfs een beetje van.
Rondom het huis staat een bakstenen muur van ongeveer 1.20 m hoog. Het ideale speeltoestel voor jongens. Hoog genoeg om er vanaf te springen zonder je echt te verwonden. De garage waar het ruikt naar motorolie en oude fietsbanden. De blauwe deuren en kozijnen. Het huis dat ooit wit was. Je kijkt er elke keer weer naar uit als je de Boulevard op komt rijden. Het helm dat altijd in beweging is door de onophoudelijke zeewind. Het zand door je tenen. De tijd gaat er langzaam en het is altijd mooi weer.